De tamboers trekken er in alle vroegte op kermismaandag, de dag dat de koning-verschieting plaatsvindt er op uit om alle gildebroeders te wekken. Thans is dit in ongebruik geraakt.
De gildebroeders verzamelen zich op de afgesproken tijd in de gildekamer, en gaan de koning thuis uithalen waarna men met het zustergilde gezamenlijk naar de kerk trekt voor het bijwonen van een H. Mis alwaar zij met slaande trom en vliegend vaandel een groet brengen aan de Allerhoogste Koning. Vroeger mochten de gildebroeders voor de eredienst twee consumpties gebruiken, heden is ook dit in vergetelheid geraakt en mag men voor de eredienst geen alcohol meer gebruiken.
Tijdens de consecratie brengen de tamboers met hun trommels een roffel en de vaandrig brengt een vaandelgroet. Na de dienst brengt de vaandrig nog een vaandelgroet.
Hierna verlaten de gilden in dezelfde volgorde het gebouw zoals zij zijn binnengekomen en gaan ieder naar hun eigen gildekamer. Aldaar staat een koffietafel gereed.
Als de hoofdman van het zustergilde een teken heeft ontvangen van de beide dekens van het organiserende gilde, trekt het zustergilde in optocht naar de gildekamer, van het gilde die het koningschieten organiseert. Nadat beide gilden opgesteld zijn gaan zij in optocht naar de pastorie alwaar zij een afgevaardigde van de kerkelijke overheid afhalen en verzoeken met hen mee te trekken. Vervolgens gaan zij de wereldlijke dienaar ophalen, en met de burgemeester of diens vervanger in hun midden vertrekken zij naar het schietterrein.
Hier aangekomen trekken de gilden drie maal rond de boom om deze te bevrijden.
Daarna wordt de koning door de hoofdman van het gildezilver ontdaan, welk zilver onder de boom wordt opgehangen. De vogel wordt door de beide hoofdlieden op de boom geplaatst. De nar poetst het schoeisel van zij die gaan schieten. Als eerste schiet de pastoor drie pijlen gevolgd door de burgemeester, en als laatste schiet de hoofdman van het organiserende gilde drie pijlen op de vogel. Nu is het de beurt aan de regerende koning om drie schoten te lossen, om zijn koningschap eventueel te kunnen verlengen.
Na de ereschoten beginnen de gildebroeders op de vogel te schieten. Hij die de laatste spaan van de houten vogel naar beneden haalt is de nieuwe koning. Bij het vallen van de vogel geven de tamboers een gepaste roffel, en mogen de wijnschenksters ieder fatsoenlijke toeschouwer een glas erewijn aanbieden. Helaas dit gebruik er bij de Diessense gilden niet meer bij.
De standaardrijder gaat het bericht overbrengen aan de vrouw van de nieuwe koning.
Ondertussen neemt de hoofdman de aspirant koning de eed af, waarbij hij zweert de komende vier jaar zijn koningschap te aanvaarden en het gilde naar beste kunnen te dienen. De koning gaat nu in een tinnen schaal zijn handen wassen en laat een rijksdaalder (een euro) in de tinnen schaal achter.
Na de handwassing is de koning rein, waarna hij het gildezilver door de hoofdman krijgt omgehangen, en de koningskroon krijgt opgezet en mag hij over het vaandel lopen.
Daarna brengen de vendeliers een vaandelgroet aan de nieuwe koning. Na deze ceremonie vertrekken beide gilden naar de pastorie en naar het gemeentehuis, om de nieuwe koning aan de pastoor en de burgemeester voor te stellen en de erewijn te drinken.
Het is nog gebruikelijk dat de vrouwen van de gildebroeders getooid in de herkenningstekens van hun mannen in de namiddag de nieuwe koningin thuis gaan uithalen en van haar een traktatie ontvangen.
Na al deze gebeurtenissen verblijven de gildebroeders en hun partners in de gildekamer en de dag wordt met een gezellig samenzijn afgesloten. Gebruikelijk was dat de koning bij iedere keer dat hij thuis werd uitgehaald het gilde op jenever trakteerde. Verder is de nieuwe koning verplicht om voor de viering van de patroonsteerdag een zilveren schild te schenken aan het gilde, waarvan het gilde de minimum prijs vaststelt.